Inclusieve mobiliteit staat steeds vaker op de beleidsagenda’s. We willen ervoor zorgen dat onze kwetsbare groepen zoveel mogelijk zelfstandig onderweg kunnen gaan en deel kunnen nemen aan de samenleving. In een ruimtelijk landschap waar de afhankelijkheid van de auto gegroeid is in de afgelopen jaren, is het zelfstandig onderweg gaan uitdagend voor verschillende groepen. Veel maatschappelijke organisaties bieden ondersteuning en hulpmiddelen en het mobiliteitsdomein beschikt over flexibel en vraagafhankelijk aanbod. Zo helpen we mensen op weg in een land waar onze ruimtelijke planning te veel is ingesteld op autobezit.
De mobiliteitsbehoeften van beoogde bezoekers van een voorziening is te vaak kadervolgend in plaats van kaderstellend. Als mobiliteitsadviseurs komen we vaak aan tafel bij een gemeente wanneer er al een aantal belangrijke keuzes is gemaakt. Zo kiezen gemeenten in landelijke gebieden geregeld voor het clusteren van voorzieningen, vanuit economische overwegingen. De veranderende mobiliteitsbehoeften, als gevolg van het verplaatsen van voorzieningen, worden daarbij soms over het hoofd gezien.
Denk bijvoorbeeld aan de toename van Wmo-ritten om ouderen of kwetsbaren op deze nieuwe locatie te krijgen. Ook zorgwoningen ben ik op vreemde plekken tegengekomen. Op locaties waar mensen te ver verwijderd zijn van hun dagelijkse boodschap, de huisarts of de bibliotheek. Hiermee nemen we een stukje autonomie weg en drijven we de vervoerskosten op.
Dit komt vaak doordat we de potentiële bezoeker en hun mobiliteitsvraag onvoldoende kennen. Ze worden niet gehoord bij het ontwikkelen van nieuwe locaties of zitten niet aan tafel bij het ontwerp van infrastructuur. We gaan ervan uit dat bepaald aanbod passend is maar missen hierdoor soms de aansluiting met de initiële behoefte.
Er zijn ook wel degelijk plekken waar ik mooie voorbeelden langs zie komen. Onlangs hoorde ik van de Goeiestoepkesroute in gemeente Drimmelen. Daar hebben ze gezamenlijk met lokale bewoners en organisaties de belangrijke looproutes aangewezen en deze verbeterd. Zo zijn de belangrijkste verplaatsingen nu binnen het dorp op loopafstand via drempelloze en goed begaanbare voetpaden.
Zelf voerden we voor een ontwikkellocatie in de regio Rotterdam onderzoek uit naar de mobiliteitsbehoeften van toekomstige bewoners. Dit heeft inzicht gegeven in realistische kansen en mogelijkheden om het autobezit van de toekomstige bewoners te verlagen, om op basis hiervan te werken met een lagere parkeernorm. Met behulp van ons onderzoek hebben we verschillende scenario’s met bijbehorend mobiliteitsaanbod uitgewerkt dat is afgestemd op de daadwerkelijke behoeften van toekomstige bewoners.
Door eerder de mobiliteitsbehoeften in beeld te hebben bij het verplaatsen of weghalen van een voorziening, kan er nauwkeuriger worden afgewogen wat het waard is om een voorziening te verplaatsen of te verwijderen. Laten we als mobiliteitsadviseurs zo vroeg mogelijk om de tafel komen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Staan er fusies of sluitingen van basisscholen, supermarkten, huisartsen, sportclubs enzovoort op de planning? Achterhaal wie er gebruikmaken van de voorziening en hoe ze toch onderweg kunnen blijven gaan door een alternatieve voorziening dichtbij of door een simpele oplossing. Zo bieden we geen doekjes voor het bloeden maar voorkomen we onnodige wonden.
Deze blog is geschreven door Babet Hendriks voor Verkeerskunde nummer 2. Dit is het pdf van de publicatie:
‘Hoe mensen zich iedere dag weer verplaatsen, waarom ze dat doen en hoe we die keuzes gaan beïnvloeden, dat houdt mij bezig. Ik laat me inspireren door de ruimte om me heen en werk aan een wereld waar alternatieven voor de auto toegankelijk zijn voor alle mensen.’