Deze week is er een interessante discussie in de media. ANWB-fietsexpert Hans de Looij zegt in de Kampioen dat kinderen 10.000 fietsuren nodig hebben voordat zij echt kunnen fietsen. En “Daarom is het belangrijk dat kinderen al van jongs af aan oefenen in het verkeer.” Vervolgens is er een discussie ontstaan over die 10.000 uur, dat dat wel héél veel is, wat de ANWB nu ook heeft toegegeven.
Misschien ben jij een van de lezers die in deze discussie met een heel onbevredigd gevoel achterbleef. Want hoe zit het nu? Hoeveel uren moeten kinderen eigenlijk fietsen in het verkeer voordat ze zelfstandig naar school kunnen fietsen in groep 7 of 8 of naar de brugklas?
De 10.000 uren zijn inmiddels gelukkig overboord, want dat getal is niet onderbouwd en helpt niet.
En vervolgens heb ik goed nieuws voor je, want ik maakte in 2009 al een rekenvoorbeeld van hoeveel uren verkeerservaring een kind krijgt dat zeer regelmatig door een ouder of verzorger op de fiets meegenomen wordt in het verkeer. Dit voorbeeld van hoeveel tijd Lars vanaf zijn babytijd tot zijn 10e jaar besteedt aan het praktisch leren fietsen, geeft ons een gevoel waar we het hier over hebben. Zowel bewuste fietsinstructie als onbewuste momenten waarop de fietsvaardigheid geoefend wordt zijn in dit voorbeeld meegenomen.
De vraag is of Lars nu goed genoeg kan fietsen. Dit speelde zich af in de jaren ’90 in Tilburg ‘binnen de Ringbanen’, wat betekent dat je te maken had met behoorlijk wat verkeer, een wisselende kwaliteit van de fietsinfrastructuur en een druk kruispunt met VRI’s dat ze moesten oversteken. Een fietsexamen zou ons inzicht hebben kunnen geven of wij onze taak als verkeersopvoeders goed hadden gedaan, maar dat werd destijds niet op de basisschool afgenomen. Daarmee was het aan ons als ouders om te bepalen wanneer zij goed genoeg konden fietsen. Daarvoor hebben we geen rekensom gebruikt en vertrouwden we op ons gevoel. In groep 8 gingen ze zelfstandig naar school.
De aanleiding om het rekenvoorbeeld te maken, was dat ik op 10 september 2009 één van de experts was die de KpVV** sessie ‘Kinderen in het locale verkeer’ modereerde. Dit deed ik samen met Eddie Kips van de organisatie Childstreet bij IIUE in Delft en publiciste Marian Schouten. In de sessie gingen we in op hoe kinderen in Nederland leren fietsen, wat verschillen tussen kinderen zijn en wat je zou kunnen doen als ouders om wat voor reden dan ook hun kind niet meenemen op de fiets. Het volledige verslag van deze sessie staat hier online.
Ik schrijf deze blog niet omdat dit rekenvoorbeeld zaligmakend is. Er zijn heel veel manieren waarop kinderen kunnen leren fietsen en leren om veilig deel te nemen aan het verkeer. Als je ouders je niet iedere dag een half uur meenemen op de fiets, kun je toch veilig leren fietsen. Je hebt dan alleen een andere leerroute. Ook zullen er kinderen zijn die meer tijd nodig hebben, omdat zij langzamer leren of veel begeleiding nodig hebben in het verkeer. En de staat van de (fiets)infrastructuur kan het proces juist versnellen of extra moeilijkheden opwerpen.
Ik hoop dat de discussie over de 10.000 uur een trigger is om nu eens aandacht te geven aan de behoefte aan goed onderzoek naar formele en informele fietseducatie van kinderen in Nederland. Hoe leren onze kinderen eigenlijk fietsen? Hoe dragen programma’s van de ANWB, de Fietsersbond, VVN en andere aanbieders hier precies aan bij? Welke groepen kinderen bereiken zij en wat betekent dit? Ik heb veel ideeën over hoe je dit kunt onderzoeken en drink graag een kop (online) koffie met je als je hier mogelijkheden voor ziet.