De afgelopen tijd hebben we vanuit Mobycon diverse projecten voor toegankelijkheid mogen uitvoeren. Zo werkten we eind vorig jaar voor gemeente Nijmegen aan een onderzoek naar de fysieke toegankelijkheid in de stad. Onderzochten we voor gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de toegankelijkheid van ov-knooppunten. En ook nu, in een project voor gemeente Almere, is de toegankelijkheid van ov-haltes niet weg te denken.
En even tussen ons, toegankelijkheid is niet zomaar een goed idee of een leuk extraatje; het is een vereiste. Dankzij een rits aan Europese en Nederlandse regels is ‘wel of niet toegankelijk maken’ geen keuze meer. Het moet gewoon. Maar hoe dan? Een mooi moment om te delen wat wij in onze werkzaamheden zoal tegenkomen bij toegankelijke ov-haltes!
Als we het hebben over toegankelijkheid, dan praten we niet alleen over de toegankelijkheid voor mensen in een rolstoel. Ook visuele en mentale toegankelijkheid tellen mee, maar daar is vaak nog minder aandacht voor. Zo zagen we in Maassluis, Vlaardingen en Schiedam dat er 4 keer meer haltes zijn die motorisch toegankelijk zijn ten opzichte van visueel toegankelijke haltes. En met de toenemende aandacht voor dementievriendelijke openbare ruimtes wordt dit alleen maar belangrijker. Want ook de groeiende groep mensen met dementie profiteert hiervan mee. Kortom, zeker voor visuele en mentale toegankelijkheid valt nog een wereld te winnen!
En toegankelijkheid houdt niet op bij de halte zelf. De weg ernaartoe moet natuurlijk ook te doen zijn. Daarom is goed beheer en onderhoud superbelangrijk. Je wilt immers niet dat je toegankelijke halte onbereikbaar is door een paar losliggende stoeptegels of een wildgroei aan onkruid. In gemeente Drimmelen werken ze aan ‘Goeiestoepkes’. Dat zijn looproutes met hogere toegankelijkheidseisen omdat ze belangrijke voorzieningen met elkaar verbinden. Wat ons betreft zijn alle looproutes van en naar ov-haltes goeie stoepkes.
Hoe toegankelijk is jouw gemeente eigenlijk? Wij zijn behoorlijk goed in het verzamelen en op orde brengen van haltedata. Zo weten gemeenten waar ze staan in de toegankelijkheid van hun ov-haltes. Maar voldoen aan de toegankelijkheidseisen wil niet altijd zeggen dat de ov-haltes ook als dusdanig toegankelijk worden ervaren. We blijven graag de reiziger centraal stellen. En adviseren je dan ook om, waar het kan, in gesprek te gaan met de mensen die daadwerkelijk gebruik (willen) maken van het openbaar vervoer! Zij weten als de beste waar het nu nog schuurt.
Ook sociale veiligheid en reisbegeleiding dragen bij aan de toegankelijkheid voor reizigers. Wist je dat gemeenten subsidie krijgen voor het aanstellen van ov-ambassadeurs? Een mooie, persoonlijke manier om het ov voor meer mensen vanzelfsprekend en toegankelijk te maken. In de werkgroep ‘Vanzelfsprekend OV’ van DOVA denken we sowieso na hoe het openbaar vervoer vaker en voor meer mensen een natuurlijke keuze kan worden. Toegankelijkheid is daarbij een belangrijk aspect, wat regelmatig terugkomt in de gesprekken die we voeren.
Nu we toch bezig zijn: staatssecretaris Heijnen heeft een mooie pot met €10 miljoen klaargezet voor toegankelijkheidsprojecten in het ov. Dus, gemeenten, ov-autoriteiten en provincies, dit is jullie kans! Kom maar door met die plannen om ons ov voor iedereen beter bereikbaar te maken. Wij zitten klaar om een handje te helpen.
Luistertip: in deze podcast gaat presentator David samen met Amber – die in een rolstoel zit – op pad in het openbaar vervoer en doelgroepenvervoer. Vanuit het reizigersperspectief bezien: welke knelpunten komen ze tegen onderweg? |
In 2023 gingen we als collega’s op mobiliteitssafari, om zelf te ervaren welke obstakels we onderweg tegenkomen als we met een uitdaging op pad gaan. Dit helpt ons om beter te adviseren vanuit de gebruiker. Ook interesse in een mobiliteitssafari? We denken graag met je mee! |
‘De invloed van mobiliteit op onze samenleving is groot. Niet het blik maar de mens moet centraal staan als we ons bezig houden met de inrichting van openbare ruimte en vormgeving van mobiliteitsbeleid. Mobiliteitsvraagstukken bekijk ik integraal met oog voor de menselijke factor.’